Speel je mee?

Ik ben een man van de wet. Politieman. Beter gezegd een rechercheur. Ik krijg vaak abnormale zaken onder mijn neus. Huishoudelijk geweld, drugsdealers die niet weten hoe ze moeten handelen, een vrouw die wordt vermoord waarvan duidelijk blijkt dat het de man of een vriendje was.

Dat laatste puntje was zeker geen lachertje tijdens een recente zaak die ik kreeg.

Het zou moeten beginnen als een doodnormale dag. Ik sta op, maak wat ontbijt, rook mijn eerste sigaret van de dag op mijn balkon terwijl ik naar de horizon lig te staren. Kijken hoe de zon opkomt. Maar niet die dag.

Die dag liet mijn baas mij weten dat ik laat in de avond tot vroeg in de ochtend moest werken. “Lekker uitslapen.”, dacht ik bij mezelf.

Ik kwam aan op het kantoor. Mijn baas gaf mij een paar formulieren van een onopgeloste zaak. Een vrouw werd een aantal jaren geleden bloeddorstig vermoord & haar man had zichzelf opgehangen in hun huis een paar maanden later. Hij was degene die het gedaan had hoor. We hadden genoeg bewijzen om deze rotzak weg te steken, maar we waren te laat om hem te vatten.

Mijn baas vertelde mij dat er nieuwe bewijzen waren opgedoken. Het rare was, hij stuurde mij alleen. Omdat ik de enige dom genoeg was of juist moedig genoeg was om dit te doen.

“Hoezo, ik moet alleen gaan? Wat is er zo erg dan?”, vroeg ik hem met volle verbazing.

“Het blijkt dat het huis bezeten zou zijn.”, zei hij. ”Maar we weten allemaal dat jij die onzin niet geloofd. Dus dit zou een eitje voor jou moeten zijn. Niet?”

Ik stelde voor de rest geen vragen meer en ging meteen op onderzoek.

Ik kwam aan bij het pand en de deur bleek op slot te zijn, maar zodra ik voor de deur stond hoorde ik het slot kraken. De deur was open. Ik staarde naar een lange gang. Niets ongewoons. Een kapstok naast de deur, hier en daar wat huisplanten en wat kasten. Ik wandelde verder, langzaam. Ik liep door de gang tot ik het einde van de gang bereikte en mezelf dwong om naar rechts te gaan. Ik zag een nieuwe deur voor me, deed ze open en wat er gebeurde verwarde mij enorm.

“Ben ik nu in dezelfde gang als daarnet beland?”, dacht ik bij mezelf. Ik deed hetzelfde als voordien. Het gangpad volgen en om de hoek zag ik weer die deur waar ik zonet doorheen ging. Ik deed het opnieuw en kwam in hetzelfde gangpad terrecht. “Wat in vredesnaam?”, zei ik en ik trilde een beetje. Weer diezelfde gang. Maar deze keer zag ik een tekst op de muur aan het einde van de gang. Het was geschreven in bloed.

“VERGEEF ME, LISA. IK WIL NIET WEER ZO’N MONSTER IN MIJN HUIS!”

“Lisa? Is dat niet de naam van de vrouw die hier vermoord werd?”, zei ik tegen mezelf. Ik ging terug naar diezelfde deur. Daarboven stond weer een tekst geschreven in bloed.

“ER IS GEEN WEG MEER TERUG!”

Plots uit het niets ging de huistelefoon. “Wat is hier verdomme aan de hand?!”, zei ik luidop. Ik nam niet op en liet het overgaan naar voicemail.  Een stem van een klein meisje sprak een bericht in.

“Papa was echt saai. Hij at meestal hetzelfde, kleede zich nooit anders, keek altijd naar dezelfde saaie programma’s op televiesie. Maar die ene dag moest ‘ie mama pijn doen. Vermoorden. Hij was niet eens origineel over de manier hoe hij het deed. Ik kan niet klagen, ik verveelde mij toch. Maar weet je, ik kom terug en ik neem mijn nieuwe speeltjes met me mee. Wil je met me meespelen, rechercheur?”