Er was eens een zwoele zomerdag, vol hoop, geluk, liefde en andere wetmatigheden.
Gesprekken werden gevoed met goed gezelschap en liters gerstenat.
Het beloofde een geweldige dag te worden.
Het werd duidelijk dat dit niet zo kon blijven, er moest ingegrepen worden. Maar wie zou deze taak op zich nemen? Een van de dames ontdekte de waarheid. Ze schreeuwde een Babylonische kreet uit die niemand begrijp, gelaten vervaagden, tranen vloeiden en intriges vielen uit elkaar.
Het was verschrikkelijk hoe zij totaal werd leeggezogen alsof het een lieve lust was.
Het gezelschap sloot een akkoord om de recente ontwikkeling geheim te houden, opdat niemand hier ooit over zou horen. Als een echt concilie werd het pakt gesloten en bezegeld.
Het zou nooit meer hetzelfde zijn; althans voor haar niet.